JVV 0503
Delft, 1761-1773
Plateelbakkerij Het Oude Moriaenshooft
Merk: G.V.S., periode Geertrui Verstelle (1761-1773)
De bloemenhouder van het quintel-model heeft een aaneengeschakeld, vijflobbig lichaam, aan de bovenzijde bekroond met vijf halzen die een waaiervormige rij tuiten vormt. De bloemenhouder staat op een ingesnoerde, spreidende voet en heeft gekrulde handvatten. Op het lichaam is aan beide zijden een floraal decor aangebracht van diverse planten die ontspruiten aan een grondje met een hekwerk. In de lucht fladderen twee vlinders. De tuiten zijn aan weerszijden beschilderd met een bloemtak. De openingen zijn blauw geaccentueerd. Rondom de voet en op de handvatten zijn bladmotieven aangebracht, uitgespaard op een blauw fond.
Afmetingen: hoogte 20 cm, lengte 19,5 cm
Vergelijkbare exemplaren
Een sterk vergelijkend exemplaar met een vijflobbig lichaam zonder handvatten in de collectie van Uppark (South Harting, Petersfield, West-Sussex), The National Trust, Meade-Fetherstonhaugh Collectie (inv. nr. NT/UPP/C/94B) staat afgebeeld in Vazen met tuiten (pp. 207-208, nr. 7.03). Deze bloemenhouder is AIK gemerkt voor Jacob van de Kool, eigenaar van de Grieksche A van 1722 tot en met 1757.
Toelichting
Het model van een waaiervormige bloemenhouder met een enkele rij tuiten wordt quintel genoemd. Volgens Van Aken (p. 205) ontwikkelde zich hieruit twee hoofdvormen: de ovaalvormige en de hartvormige bloemenhouder. Deze bloemenhouder behoort tot het ovaalvormige type. Tot nu toe waren er geen exemplaren bekend uit de plateelbakkerij Het Oude Moriaenshooft.
In de publicatie Vazen met tuiten van het Kunstmuseum Den Haag uit 2007 worden de in Delft vervaardigde bloemenhouders uit de periode 1680-1740 gedocumenteerd, geanalyseerd en in groepen ingedeeld. Het jaar 1740 suggereert dat daarna in Delft geen bloemenhouders meer zijn gemaakt. Het onderhavige gemerkte exemplaar uit de periode van Geertrui Verstelle toont aan dat in Delft in ieder geval tot in de jaren zestig bloemenhouders zijn gemaakt. Het AIK-gemerkte exemplaar uit Uppark wordt gedateerd tussen 1725 en 1740, maar kan gezien de sterke overeenkomst wellicht later worden gedateerd, zelfs tot na 1750.
Dat er na 1750 in Delft nog steeds bloemenhouders werden gemaakt, wellicht op een beperkte schaal, wekt geen wonder. De vraag naar bloemenhouders is in de tweede helft van de achttiende eeuw alleen maar toegenomen, niet meer voor een elite, maar wel voor een brede middengroep.
In Frankrijk zijn in tinglazuur aardewerk exemplaren bekend uit meerdere productiecentra zoals Straatsburg en Moustiers. Maar vooral in Engels aardewerk en steengoed zijn in deze periode grote aantallen bloemenhouders vervaardigd die ook naar Nederland werden geëxporteerd.
Literatuur
M.S. van Aken-Fehmers, Delfts aardewerk. Geschiedenis van een nationaal product. Deel IV. Vazen met tuiten. 300 jaar pronkstukken. Dutch Delftware. History of a National Product. Volume IV. Vases with Spouts. Three Centuries of Splendour, Den Haag/Zwolle 2007
Gereserveerd