JVV 0416
Delft, 1700-1716
Merk: PK, periode Pieter Kam (1700-1705) of weduwe Van der Kloot-Kam (1705-1716)
Het driedelige kaststel is achtkantig en bestaat uit een balustervaas met deksel en twee knobbelvazen. Ze staan op een hoge, ingesnoerde voet. Het kaststel is in blauw beschilderd met florale motieven en ornamenten. Rondom de buik van de vazen is een levendig decor met bloemen aangebracht, op de schouder begrensd door een band met gestileerde bladeren en ornamenten onder een witte band. In het bloemdecor is een bladvormig element met vogel geschilderd dat als een monogram VD of DV kan worden geïnterpreteerd. Het bloemdecor versiert het deksel van de balustervaas en beide halzen van de knobbelvazen. Op de rechte hals van de balustervaas en op de buitenzijde van de twee trompetvormige monden van de knobbelvazen zijn takachtige krulornamenten aangebracht. De voeten van het kaststel zijn alternerend gedecoreerd met vier grote en vier kleine palmetten en bloemen met krulornamenten. De palmetten zijn gevuld met florale motieven.
Afmetingen: hoogte dekselvaas 63 cm, hoogte knobbelvazen 49,5 cm
Herkomst: uit het bezit van de kunst- en antiekhandelaar Wilhelm Krott (1903-1986) uit Aken.
Toelichting
In de tweede helft van de zeventiende eeuw ontstond het gebruik om vazen, flessen, kommen en andere vormen van porselein of Delfts aardewerk boven op kasten en schouwkappen te plaatsen. Uit dit gebruik is het kaststel ontwikkeld: een samenhangende set van potten en vazen en soms flessen met hetzelfde decor. Het is een typisch Nederlands fenomeen dat ook in het buitenland navolging kreeg, onder meer in Dantzig (tegenwoordig Gdansk) aan de Baltische zee.
De eerste kaststellen werden gemaakt vanaf de jaren negentig van de zeventiende eeuw (Eliëns, p. 144). Hun populariteit bleef gedurende de gehele achttiende eeuw groot, en kaststellen behoorden dan ook tot het standaard repertoire van nagenoeg elke plateelbakkerij. De hoogste en grootste kaststellen zijn tussen circa 1690 en 1720 gemaakt.
Uitbundige florale decors waarbij de motieven gelijkmatig over het oppervlak zijn verdeeld, werden aan het eind van de zeventiende eeuw immens populair. Ze zijn toegepast op een keur aan Delftse vormen en staan bekend als millefleur of ‘peterselie’-decors. De laatste benaming is te danken aan de in vorm overeenkomstige driehoekige blaadjes. Na circa 1725 raakten deze decoraties grotendeels uit de mode.
Verkocht