JVV 0318
Makkum, 1784-1800
Gleibakkerij Kingma
Schilder: Adam Sijbel
De kandijpot staat op een korte, ingesnoerde voet en heeft een conisch lichaam met een afgeronde schouder en een korte hals. Op de schouder zijn twee horizontale oren gemodelleerd. De kandijpot is in blauw beschilderd met twee voorstellingen in de buitenlucht. De ene bestaat uit een gezelschap van twee mannen en een vrouw aan een tafel. De man links houdt een wijnglas vast, de man rechts rookt een pijp. In de andere voorstelling staat de vrouw alleen in een landschap. Langs de bovenrand is een band van ornamenten aangebracht, de oren zijn gestreept.
Afmetingen: hoogte 10,2 cm, diameter 12 cm, van oor tot oor 14 cm
Toelichting
Van deze kandijpot zijn tot nu toe geen andere exemplaren bekend. De sterk conische vorm is vermoedelijk afgeleid van grote exemplaren in loodglazuuraardewerk die dienden als doofpot bij de haard. Om het risico op brand te minimaliseren werden aan het eind van de dag de nog gloeiende kooltjes bijeengeveegd en in de doofpot gestopt. De opvallend hoge hoofdtooi van de vrouw bestaat uit veren, de afbeelding is waarschijnlijk gebaseerd op een prentvoorbeeld.
Adam Sijbel was eerste schilder bij de gleibakkerij van de familie Kingma in Makkum en voerde de belangrijkste opdrachten uit zoals vormstukken en tegeltableaus. Ook de duurdere tegels zoals fijne landschappen en bijbeltegels met schrift werden door hem beschilderd. Zijn hand van schilderen is te herkennen in de losse penseelvoering, en in de weergave van de wolken, de figuren, het struikgewas en de ornamenten in de bovenrand. Voordat Sijbel in 1784 naar Makkum verhuisde, was hij ongeveer twintig jaar werkzaam bij de tegelbakkerij d’Oude Prins in de Anjeliersstraat in Amsterdam. In het jaar van zijn verhuizing werd de gleibakkerij van de familie Kingma opgericht. Het contract waarmee Sijbel voor de duur van tien jaar in de fabriek in Makkum werd aangesteld, is bewaard gebleven (Pluis, Ten Hoeve, Tichelaar, p. 209, bijlage I).
Van de gleibakkerij Kingma zijn de debiteurenboeken bewaard gebleven waarin de aantallen geleverde tegels, tableaus, schotels en andere voorwerpen zijn opgesomd (Pluis, Ten Hoeve, Tichelaar, pp. 47-53, zie ook bijlagen I-IV, pp. 209-215). Er worden meerdere potten en potjes opgesomd zoals ‘pegelpotten’, In totaal komen er slechts vier suikerpotten in voor. De vroegste uit 1784 is tevens de duurste en werd verkocht voor een gulden aan de weduwe Kingma in Makkum, de eigenares van de gleibakkerij. In 1790 werden twee suikerpotten voor 0,25 cent per stuk verkocht aan Gerke Dirks uit Makkum, een aardewerkhandelaar die regelmatig partijen van de fabriek afnam. Vier jaar later werd een laatste suikerpot van 0,40 cent geleverd aan de Workumer Johannes Plantenga. Uit deze vermeldingen blijkt dat het om drie verschillende typen suikerpotten gaat.
Verkocht aan een verzamelaar in Nederland