JVV 0071
Utrecht, circa 1760
Merk: Le J
Overhoekse plaque met paars-wit landschap met een converserend gezelschap. Een man en een vrouw met ontblote boezem zitten op de voorgrond aan een oever, achter hun staat een naar links hellende boom. Op de andere oever is een kerktoren met enkele huizen afgebeeld, op het water zeilt een boot. De geprofileerde rand is beschilderd met een rondlopende bladertak, de achterzijde is wit geglazuurd. De vrouw met ontblote boezem maakt duidelijk dat het hier een pastorale voorstelling betreft. Mogelijk gaat het om een stel herders, alhoewel hun karakteristieke staf en de schapen ontbreken. Pastorale literatuur genoot in de zeventiende en achttiende eeuw een grote populariteit en thema’s daaruit zijn veelvuldig afgebeeld op schilderijen, tekeningen en prenten. De schilder zal zich op een dergelijke prent hebben gebaseerd. De signatuur Le J is hoogstwaarschijnlijk van de tegelschilder en tot op heden nog niet geïdentificeerd.
Afmetingen: lengte 25 cm, breedte 25 cm
Conditie: slijtage aan buiten- en binnenrand, geboord ophanggat, scheur aan achterzijde.
Herkomst: collectie Schmitz-Eichhoff, Keulen
Toelichting
De tegelbakkerijen in Utrecht vervaardigden in de achttiende en in de eerste helft van de negentiende eeuw op beperkte schaal vormstukken zoals plaques, tabakspotten, theestoofjes en schoenen. Plaques vormden de hoofdmoot van deze incidentele productie en zijn zowel stilistisch als productietechnisch goed te onderscheiden van de Delftse exemplaren. Stilistisch zijn ze verwant aan Utrechtse tegels. Zo is bij deze plaque de gelaagde opbouw van de voorgrond met stenen en laag struikgewas van tegeldecors afgeleid. Dat geldt ook voor de (overhangende) boom, een typisch Utrechts kenmerk. Ook de spiralende wolkmotieven zijn op Utrechtse tegels terug te vinden. Er zijn ook belangrijke verschillen in productietechnieken. Delftse plaques zijn in gipsen mallen gevormd en gebakken op pennen in kokers. De Utrechtse plaques zijn niet in kokers gebakken, maar staand op hun zijde op twee kleirolletjes tussen rijen tegels. De achterzijde van de plaques leunde tegen de rijen tegels. Deze wijze van produceren laat andere sporen na dan de penmoeten op de Delftse plaques. Dit zijn belangrijke kenmerken waarmee Delfts van niet-Delfts wordt onderscheiden. Het gebruik van vormen stelt een Delftse plateelbakkerij in staat om tientallen of zelfs honderden exemplaren van een vorm te maken, afhankelijk van de levensduur van de vorm. De Utrechtse plaques zijn allemaal met de hand vervaardigd en daarom is er sprake van incidentele productie.
Literatuur
P. van den Brink, J. de Meyere, Het gedroomde land. Pastorale schilderkunst in de Gouden Eeuw, tent. cat. Centraal Museum, Utrecht, Zwolle/Utrecht 1993
J.D. van Dam, ‘’Delfts’ uit de provincie. Aardewerk uit de Hollandse tegelfabrieken’, in: Vormen uit Vuur, nr. 168/169 (199/3-4), pp. 3-107
J. Pluis, De Nederlandse tegel. Decors en benamingen 1570-1930. The Dutch tile. Desings and names 1570-1930, Leiden 2013 (derde, herziene en vermeerderde druk)
P. Sprangers, Utrechtse tegels 1600-1900, Utrecht 2013
Prijs op aanvraag